Sjaan van Riel
Kleien
Afgelopen week begeleidde ik een creatieve sessie bij een bedrijf. Ze zijn bezig met veranderingen binnen hun organisatie: het herijken van hun missie, visie en doelstellingen. Ik vind het altijd mooi dat ze mij vragen om daarin hun creativiteit aan te spreken.
Ik vroeg ze hun mouwen op te stropen. Om te stoppen met praten en met hun handen in de klei te gaan. Om te maken wat er naar boven kwam. Dit kon een vraag zijn, een onderwerp, kwestie. Vervolgens mochten ze hun werkstuk, nog steeds zonder te praten, doorgeven aan degene die naast hen zat. Zodat die met de klei erop kon reageren.
De deelnemers zaten aan tafels van vier; na vier keer doorschuiven van het werk, kregen zij hun werk weer terug met de aanvullingen van de anderen.
Daar kon het delen beginnen. We bespraken eerst wie er op welke manier had gereageerd op het werk. Daarna wat de originele maker gemaakt had, om vervolgens te benoemen welke reacties van anderen deze had gekregen.
Aan het begin reageert zo’n groep altijd wat sceptisch. “Wat gaan we hier mee bereiken?” “Straks worden mijn handen vies.” Of: “Dit vond ik vroeger op school altijd vreselijk” of juist heerlijk.
Maar na het delen, beseffen ze altijd dat het van meerwaarde was om niet te praten. Het was van meerwaarde om met je handen boven te laten komen wat er in je onderbuik zit, en dat te laten zien aan de anderen. Dat het er beter van wordt, nieuwe inzichten geeft om het te delen, de mogelijkheden zichtbaar worden die je niet had bedacht.
Voor mij goede grond om verder met ze aan de slag te gaan die dag, ze waren verbonden. Met zichzelf, met elkaar en met het onderwerp en niet enkel vanuit hun hoofd, maar ook vanuit hun onderbuik.